De hypotheekrenteaftrek is een beladen politiek onderwerp.
Enkele jaren gelden ontstond de intrigerend vraag of er
geen derde weg is naast de bekende twee alternatieven van voortzetting
van de huidige regeling of het gefaseerd afschaffen van de hypotheekrente aftrek.
Waarbij het belangrijk is om te beseffen dat voortzetting bijna 10 miljard euro
per jaar kost en afschaffing leidt tot een verstoringen van de huizenmarkt en
daarmee van de vermogenspositie van de huizenbezitters.
Het alternatief dat MSNP heeft uitgewerkt zou je dynamisch uitfaseren kunnen noemen.
In deze systematiek wordt de hypotheekrenteaftrek na invoering van de regeling beperkt
met de gecumuleerde inflatie tot en met het voorafgaande jaar.
De inflatie over 2006 bedroeg 1.1% en over 2007 1.6%. Dat zou betekenen dat je in 2007 98.9% van de hypotheekrente mag aftrekken en in 2008 97.3%. Het percentage van het inkomen dat aan de eigenwoning wordt besteed blijft op deze wijze gelijk terwijl in het huidige systeem dit percentage daalt.
Op basis van historische inflatiecijfers is de verwachting dat in 30 jaar de hypotheekrente aftrek in het geheel is uitgefaseerd. De crux van de oplossing is het gebruik van de ontwikkeling van de inflatie als stuurinstrument. Omdat het stuurinstrument, de beperking van de rente aftrek, samenvalt met een externe factor op het complexe systeem, namelijk de inflatie, streden de bekende nadelen van een planmatige afbouw van de hypotheekrente aftrek niet op.
Doorrekeningen van deze systematiek laten zien dat het voor geen van de groepen eigenwoningbezitters netto nadelig is. De doorstroming in het middensegment van de woningmarkt neemt toe en de toetreding tot de eigenwoningmarkt wordt eenvoudiger. Het nadeel zit bij de personen die uit een nalatenschap een woning verkrijgen die wordt verkocht. Deze woning levert in contant geld minder op dan in de oude situatie. Dit effect is niet vreemd omdat in de woningprijs de contante waarde van de toekomstige hypotheekrente aftrek wordt mee verkocht.